Inmiddels zijn we in de maand mei. Het land was dit voorjaar eerst erg nat en dit betekende dat we pas laat zijn begonnen met het bemesten. In april is de mest uitgereden en daarnaast ook een kleine hoeveelheid kunstmest gestrooid. De kuilvoorraad loopt iets op, we gaan geen voer winnen voor de verkoop. Dit omdat de kosten om kuil te winnen vaak hoger zijn dan de opbrengst. Met twintig ooien per hectare kunnen we de zaak prima rondzetten en voldoende wintervoer winnen.

Rond 6 april zijn de rammen bij de ooien toegelaten, zodat deze vanaf 1 september weer kunnen aflammeren. Er lopen momenteel twee Texelaars en één Charollais bij de ooien. De Charollais wil in het voorjaar beter dekken, dan de Texelaars maar door de actie van de Charollais worden de Texelaars ook geactiveerd.

We dekken in het voorjaar niet met een Flevolander ram. Dit omdat de zuivere ooilammeren die in september geboren worden vaak nog niet in april bronstig zijn, daarom kun je deze ooien pas in augustus /september dekken. Ze zijn dan ander halfjaar oud als ze voor het eerst aflammeren en soms slaan ze nog wel een keer over. Dus de gemiddelde levensproductie van de september ooien is vaak lager dan volle zussen die in mei zijn geboren. De slachtlammeren die in september worden geboren zijn prima af te zetten in januari en februari want er is weinig aanbod van lichte lammeren.

De ooien die in april/mei moeten aflammeren zijn eind februari opgestald , bekapt en geschoren. Eind maart zijn de ooien die in januari /februari afgelammerd hebben geënt met Footfax, voordat ze het land in gaan. De ooien die uit het land komen en net geschoren zijn, worden geënt tegen t’ Bloed, Zomerlongontsteking en geënt met Footfax. Deze ooien worden gescand om te kijken of ze drachtig zijn. De guste ooien gaan naar het land en komen bij de dekgroep. De guste ooien worden wel opgeschreven, zijn er ooien bij die te vaak overslaan en ze worden niet drachtig, dan worden zij opgeruimd.

Vanaf 23 april begint het aflammeren weer, dit duurt tot ongeveer 20 mei. Wij laten de ooien met lammeren op stal tot ze ongeveer 2 a 3 weken oud zijn. Dan zijn de lammeren sterker en al wat bevleesd en kunnen beter tegen de kou. Dit betekend dat als ze op een groot perceel lopen ze sterk genoeg zijn om hun moeder terug te vinden.

We proberen zo vroeg mogelijk met het maaien te beginnen, zodat de schapen met lammeren zoveel mogelijk op gemaaid land lopen. We hebben de schapen eigenlijk altijd op vrij kort, tot kaal land lopen en ze worden vaak verweid. Zodoende hebben we weinig problemen met maag/darm wormen. De ooien worden na het aflammeren ontwormd.

De lammeren van april/mei worden halfweg juli gespeend, komen op stal en worden ontwormd. De foklammeren uit deze groep worden in augustus geschoren, en geënt tegen t’ Bloed, Footfax en Zomerlongontsteking  en gaan als een kleinere groep in de wei.

Lijfbieders komt bij de Flevolander weinig voor en als het voorkomt, is het vaak niet erfelijk volgens Albert Visscher. Heb je een éénjarige ooi die lijfbied heeft, dan is dit vaak wel erfelijk. Oudere ooien die dit doen zijn vaak te vet en hebben te weinig beweging, op stal bijvoorbeeld en vaak ook een verkeerde voeding. Dus als fokker probeer je met deze dingen rekenschap te houden.

De Dag van Het Schaap gaat dit jaar door de Covid 19 helaas niet door.

Laten we hopen dat we elkaar volgend jaar in juni weer op de dag van het schaap mogen ontmoeten.